Onderhoudsplicht

In Nederland geldt voor ouders een onderhoudsplicht voor kinderen. Die onderhoudsplicht voor ouders geldt al bij biologisch ouderschap. Het al dan niet erkend hebben, is dus niet relevant. Ook zonder erkenning zal voor het kind moeten worden betaald.

Naast de ouders kunnen er andere onderhoudsplichtigen zijn. Bijvoorbeeld een stiefouder tot wiens gezin de kinderen behoren. Er moet dan vooralsnog wel sprake zijn van een huwelijk/geregistreerd partnerschap.

In tegenstelling tot de onderhoudsplicht van stiefouders, geldt de onderhoudsplicht van ouders niet alleen tijdens, maar ook na de relatie. Tijdens de relatie gebeurt dit automatisch via de gemeenschappelijke financiële huishouding. Na de relatiebreuk ontstaat regelmatig discussie. Bij gebrek aan afspraken zal de rechter op verzoek van een ouder knopen doorhakken.

Omvang

De overheid heeft spelregels bepaald voor het berekenen van een kinderbijdrage: de Tremanormen. Daarbij is met behulp van de Nibudnorm een berekeningsmethode bepaald, die enerzijds helpt de kosten van de kinderen in omvang te bepalen en anderzijds helpt deze via een verdeelsleutel over de onderhoudsplichtigen te verdelen. Nogmaals: dit hoeven niet alleen de ouders te zijn.

De wetgever heeft bepaald dat kinderen er na de scheiding in beginsel niet op achteruit mogen gaan. Om die reden worden de te verdelen kosten berekend aan de hand van het netto gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan. Als één van de ouders na de scheiding meer gaat verdienen dan beide ouders tijdens uiteengaan tezamen, dan zal alleen dat hogere inkomen worden aangehouden als uitgangspunt voor het bepalen van de te verdelen kinderkosten.

Het uitgangspunt dat kinderen er na de scheiding niet op achteruit mogen gaan, brengt ook mee dat niet zomaar ten nadele van de kinderen van de richtlijnen mag worden afgeweken. Indien de ouders in onderling overleg de kosten van de kinderen toch lager zouden vaststellen, dan zit daar risico in. Dat risico zit vooral in het feit, dat later altijd via de rechter correctie kan worden verlangd. Afhankelijk van de omstandigheden soms zelfs met terugwerkende kracht. Een zeer onwenselijk risico, om welke reden dringend wordt geadviseerd de kinderbijdrage(n) volgens de spelregels te (laten) berekenen. Bewust ten voordele van de spelregels voor kinderalimentatie afwijken kan ertoe leiden, dat er later niet of nauwelijks van die afspraken kan worden afgeweken. Laat u dan ook altijd eerst goed voorlichten en voorrekenen of uw afspraken dergelijke risico’s kennen. U wilt voorkomen, dat u vanuit beste bedoelingen onverwacht vast zit aan afspraken die u niet langer na kunt komen.

Onder het inkomen van de ouders valt niet alleen het laatst genoten inkomen uit arbeid, maar bijvoorbeeld ook ondernemingswinst en structureel dividend. Zodra het netto gezinsinkomen vast staat, wordt dit in relatie gebracht met het aantal kinderen binnen het gezin en de leeftijd van de betrokken kinderen. Via de daarmee verbonden kinderbijslagpunten zal uiteindelijk aan de hand van de Nibud-tabellen een bepaling van de maandelijkse kosten van de kinderen plaatsvinden. Dat kostenbedrag is de kostenpost nadat aftrek van de kinderbijslag heeft plaatsgevonden (welke in beginsel toekomt aan de ouder waar de kinderen staan ingeschreven nu deze de vaste lasten van de kinderen draagt). De uit de tabel voortkomende maandelijkse kostenpost van de kinderen zal het uitgangspunt zijn voor de berekening van de kinderbijdragen.

Verdeling naar draagkracht

De berekende kinderkosten dienen naar draagkracht over de onderhoudsplichtigen te worden verdeeld. Die draagkracht wordt per onderhoudsplichtige berekend aan de hand van een voorgeschreven formule en het te verwachten inkomen na scheiding. Ook hier geldt, dat het niet alleen inkomen uit arbeid is, maar ook inkomen uit ondernemen. Indien een ouder fiscale voordelen heeft, dan worden die in beginsel meegenomen in de berekening. Dit om te zorgen, dat de toeslagen e.d. naar behoren kunnen worden berekend. Ook een ontvangen kindgebonden budget (waaronder de alleenstaande ouderkop waar aan de orde) wordt toegevoegd aan het inkomen van de ontvangende ouder.

Indeling kinderkosten

De totale kosten van een kind worden geacht voor 30% uit ‘vaste lasten’ te bestaan. Dit zijn de lasten, die niet vast zitten aan het werkelijk aanwezig zijn van een kind bij een ouder. Gedacht moet worden aan de reguliere verzekeringskosten, schoolkosten, overblijfkosten, contributies, lidmaatschappen en zaken als muziekles en kleding. De overige 70% van de totale kosten is wel verblijf gerelateerd. Daarbij moet -onder andere- worden gedacht aan huisvesting, eten, drinken, hygiëne, stroomgebruik, reguliere uitstapjes en vakantie.

Zorgkorting

De ouder waar een kind staat ingeschreven, draagt de vaste lasten van een kind en daarmee de hiervoor beschreven 30% van de totale kosten. De verdeling over de ouders van de overige 70% van de totale kosten (de verblijfskosten) is afhankelijk van de verdeling van de zorg. Immers, via het aantal zorgdagen zullen die verblijfkosten feitelijk over de ouders worden verdeeld. In het systeem wordt dit meegenomen door een zogeheten ‘zorgkorting’ op de berekening van kinderalimentatie toe te passen. Die zorgkorting heeft de volgende omvang:

  • minder dan gemiddeld 1 dag in de week zorg (inclusief vakanties): 5% zorgkorting;
  • gemiddeld 1 dag in de week zorg (inclusief vakanties): 15% zorgkorting;
  • gemiddeld 2 dagen in de week (inclusief vakanties): 25% zorgkorting; - gemiddeld 3 dagen in de week (inclusief vakanties): 35% zorgkorting.

Overigens is het woord korting wat ongelukkig gekozen, nu het niet werkelijk een korting betreft. Het is eigenlijk een aftrekpost wegens reeds betaalde kosten ter voorkoming van een dubbeltelling.

Co-ouderschap

Wanneer sprake is van een zorgregeling waarbij de ouders de zorg nagenoeg gelijk verdelen, dan is er sprake van een situatie die als ‘co-ouderschap’ wordt gekwalificeerd. Dat betreft gemiddeld 3 dagen zorg per week, inclusief vakanties. Indien de kinderen bij 1 ouder staan ingeschreven die alle vaste lasten voor hen voldoet, dan zal bij de andere ouder in geval van een co-ouderschap een zorgkorting van 35% mogen worden verrekend.

Dat is anders als de ouders bij co-ouderschap kiezen voor een afwijkende methode, zoals verdeling van de kosten via een kinderkostenrekening. In die situatie openen de ouders een en-of rekening waar zij beiden een pas van hebben. Zij bepalen vooraf duidelijk welke vaste en gebruikslasten van de kinderen er van die rekening mogen worden betaald door beide ouders. Tevens wordt vooraf bepaald of de kinderbijslag op die rekening wordt gestort of niet. Voorts wordt aan de hand van de richtlijnen berekend welk bedrag iedere ouder op de en/of rekening stort om uiteindelijk alles ook van die rekening te kunnen betalen. Ook dit gebeurt dan veelal naar rato van draagkracht. Het is mogelijk om aan deze betaalrekening een spaarrekening te koppelen voor reserveringen. Ook daar zullen dan wel duidelijke afspraken over moeten worden gemaakt. Het systeem van de kinderkostenrekening is zeer afhankelijk van een goede band van de ouders na scheiding. Het verlangt meer tussentijds overleg en bijstellen dan de reguliere kostenverdeling en is dan ook niet voor alle scheidende ouders weggelegd.

Wijziging kinderalimentatie

De verdeling van de kosten van de kinderen is gebaseerd op de omstandigheden en richtlijnen die op dat moment aan de orde zijn en kunnen worden aangetoond. Zouden die omstandigheden en/of richtlijnen zodanig wijzigen dat een aanpassing op zijn plaats is, dan kan de rechter worden gevraagd om de bijdrage aan te passen. Dat kan ook, als kan worden aangetoond dat is uitgegaan van verkeerde uitgangspunten.

Als voorbeeld voor gewijzigde omstandigheden gelden:

  • wijziging van het inkomen van de betaler / ontvanger, waardoor de verdeling naar draagkracht anders uit pakt;
  • wijziging van de zorgverdeling, waardoor de zorgkorting wijzigt;
  • wijziging van de gezinssamenstelling van de betaler / ontvanger, bijvoorbeeld:door nieuwe partners waarmee wordt samengewoond, als gevolg waarvan het fiscale inkomen wijzigt en daarmee de te ontvangen vergoedingen vanuit de overheid; door de geboorte van nieuwe kinderen, waardoor een herverdeling van de draagkracht nodig is.

Na de scheiding kan bij wijziging van omstandigheden in goed overleg tot een aanpassing van de kinderbijdrage worden gekomen. Dit kan naar behoren in een gewijzigd ouderschapsplan of aanvullend ouderschapsplan worden vastgelegd. Eventueel kan de rechter zelfs gezamenlijk worden verzocht, om de wijziging te bekrachtigen.

Wanneer de ouders het niet eens worden, kan de rechter via een verzoekschrift worden gevraagd om de bijdrage te verhogen of te verlagen. De verweerder zal in de gelegenheid worden gesteld om te reageren via een schriftelijk stuk. Daarna zal tijdens een zitting de rechter de ontbrekende informatie vragen en uiteindelijk een knoop voor partijen doorhakken. Houd er rekening mee, dat in het familierecht vrijwel nooit een kostenveroordeling zal plaatsvinden voor de gemaakte advocaatkosten.